Het was ergens in de jaren ’80, de koning was nog een koningin en Barbra Streisand, wij noemden haar Barbra Drijfzand besteeg ergens in de jaren ’80 de hitlijsten met Memory uit de musical Cats. Een detail zult u zeggen en dat is het ook, maar ja, de schrijver van nu moet zich uitputten met het schrijven van dusdanige onzin dat de lezer ziet dat zijn werk niet door een pokdalige puistenknuist van een luie puber met een of ander AI-speeltje in elkaar is gefrut.
Welnu, afgelopen week een paar daagjes, aangejaagd door helse pijnen doorgebracht in het plaatselijke hospitaal, waar ik decennia geleden ooit een aanvang maakte met mijn inmiddels uitdovende roemrijke loopbaan.
Uitdovend zult u zeggen, ja, want de schrijver stopt nooit zolang er iets te schrijven valt zei Hemmingway en toen hij dan ook een paar dagen zonder inspiratie zat besloot hij dan ook er een einde aan te maken. Stelt u gerust, in tegenstelling tot de doorsnee snotaap weet ik niet waar en hoe het benodigde wapen te bemachtigen.
Ik was dus opgenomen, wat een prestatie van formaat is momenteel, maar daar schrijf ik nog wel eens over en lag met veel pijn in de buikstreek mijn zegeningen te tellen, toen ze daar ineens was. De engel vermomd als verpleegkundige, een aangename verschijning voor het oog, gestoken in smetteloos wit, alsof Gabriel die even uit de hemel was neergedaald om even te kijken hoe het op het wereldse er aan toe ging.
Ze stelde zich voor en legde haar hand zachtjes tegen de binnenkant van mijn been.
“Hoe gaat het met u?”
Nou ineens een stuk beter dacht ik, maar ik zei dat het wel ging.
“U ziet er niet zo ziek uit als u bent. Maar we gaan u beter maken. Even de waarden meten en straks komt de dokter ook langs om u alles uit te leggen.”
“de dokter” Bleek later een soort van klas van assistenten te zijn, heb je zo als je in een opleidingsziekenhuis bent aanbeland. Een van hen was uitgekozen om mij en zijn collega’s te laten zien waar het het meeste pijn deed. Soms corrigerend, soms instemmend knikkend keek de capo dokter toe, wiens naam ik echter nooit heb meegekregen.
Maar ineens wist ik het weer, een memorie veerde op in het gepijnigde brein, en vandaar de titel van dit geschrift, “Dokters hebben achternamen, medewerkers niet”.
Zoals gezegd, werkte ik lang geleden als Medisch Microbiologisch analist in dat ziekenhuis. Het laboratorium werd geleid door een tweetal microbiologen, ouder en alleen daarom al sprak je die met “U” aan, maar de geest van een nieuwe maatschappij diende zich al aan.
En jawel, op een zeker dag werden we opgeschrikt door een jonge man gekleed in een lange witte jas, zoals wij allemaal, maar die werd voorgesteld als de nieuwe microbioloog, lid van de maatschap!
Hij ging ons allemaal een hand geven ook ik gaf hem een hand en zie “Hoi Karel (niet zijn echte naam, privacy) ik ben Ad”.
“Ik ben dokter Janssens en U voor jou”.
“Weet je wat JE voor me bent, nee dat wil je niet weten!”
Er kwamen nog wat leuke momentjes langs, zo riep hij een keer
“Dat is Grieks voor mij”
“Wij gymnasiasten zeggen dat het Arabisch voor ons is” want ja, hij had ‘maar’ HBS.
Jaren later kwam ik na mijn afstuderen nog eens langs.
“Nu mag je ook 'jij' tegen me zeggen, als academici onder, elkaar”
Ik keek hem aan, draaide me om en liep weg, met een brede glimlach, een mooiere loopbaan dan de zijne tegemoet.
En nu 40 jaar later hebben artsen nog steeds een achternaam en de gewone mens een voornaam, tenzij je patiënt bent, dan heb je nummer en een QR en Barcode.
Behalve voor haar en haar meiden dan.
Als je dit lees, dank je, je zit in mijn hart!