Hondenmensen

De Bat-terrier van de fietsenmaker, de teckel van nummer veertien, de gay met een Jack Russel, de macho met de Shih Tzu, de stevige man met de Schotse terriër. Ze zien elkaar iedere dag, soms meer keer per dag, maar ze kennen elkaars namen niet, wel de naam van de hond.

Hondenmensen

Zoals iedere dag kwamen ze elkaar ook weer tegen, het knikje met het hoofd, het praatje over het weer. Maar vandaag was het anders, de jonge meid met de herderpup, nog volop bezig een volwassen en wellicht mooie vrouw te worden beefde enigszins alsof ze in het beginstadium van een zenuwtoeval was en haar gelaat was bleek en opgezwollen als het wit van een hardgekookt ei.
“Voel je wel lekker? Je ziet er zo pips uit. Je hebt toch niet toevallig een ziekte onder de leden?” informeerde de fietsenmaker, die blijk gaf van empathie en enig medisch inzicht.
“Die Trump, die Trump, die…”
Ze had zes afzonderlijke bijvoeglijke naamwoorden nodig om een beschrijving van hem te geven en ze hijgde als een stoomtrein die een lange rij wagonnetjes meezeult over een steile bergpas. Het was duidelijk dat zich geen prettiger lectuur had kunnen wensen dan zijn naam op een grafzerk.
“Ja, een bijzonder man” viel de leraar met de Hollandse Herder haar bij.
“Het is me wat met die NAVO top, een schandaal, zo kort.” voegde hij toe met een blik en het wijze knikken van de ingewijde kenner.
“Hep je het nu ineens over wat ik draag?” Bitste de meid met de herder? “Ik heb tenminste een buikje dat ze glad is al de ijsbaan verderop. Ik kan tenminste wel een naveltopje dragen, anderen niet!”
“Ik heb het niet over je naveltruitje, dat je overigens, ik zal het toegeven, keurig staat…” probeerde de leraar, maar voor hij de zin kon afmaken kreeg hij een volle vuist van de meid op zijn kaak.
“Vuile macho. Seksmaniak.”  Ze beende nu met een gezicht als een tomaat die op ontploffen staat weg, opnieuw een groot aantal bijvoeglijke naamwoorden pruttelend, de hond, die net de geur van de Sint Bernhard aan het onderzoeken was met zich meesleurend.
De leraar stond erbij als een man in verwarring en verbazing die in ogenblikken van grote emotie de neiging heeft ‘Wat?’ te zeggen en te blijven zeggen. Dat deed hij nu.
‘Wat? Wat? Wat? Wat? Wat?’ riep hij uit, er een rond vijftal van makend. ‘Wat?’ voegde hij eraan toe om het halve dozijn vol te maken.
“Dat naveltruitje roept toch wel een bepaalde emotie op.” Schaterde de fietsenmaker.
“Zei er iemand navultuitje?”
Van grote afstand maar blijkbaar binnen gehoor, kwam een man zonder hond, maar blijkbaar met een groot tekort aandacht aanstormen.
“Hoor ik dat jullie een navul tuitje nodig hebben? Ik weet wel een winkel waar ze die verkopen hoor, daar koop ik zo ook steeds als ik er weer een kwijt ben, voor de aansteker bij te vullen met...”
“Moet snel naar huis, bijna tijd voor het journaal”
“De aardappels staan al even op…”
“Mijn schoonmoeder moet nog naar huis worden gebracht.”
En de man zonder hond bleef alleen en nog steeds zonder hond achter. Blijkbaar was zijn aanvulling niet gewenst.
Hij besloot dat hij wellicht ook een hond als aanvulling zou moeten hebben om erbij te horen.

Schrijf als eerde een reactie

© 2022-2026 Ad de Beer. Overnemen en/of publiceren alleen na schriftelijke toestemming en onder vermelding van de bron.