De mannentafel
In bejaardenverzorghuis De Avondstond was sinds kort het gezamenlijk verblijf heel modern omgedoopt tot “eetcafé de Herfst” vooral om daarmee de omzet te verhogen om de wensen die het management met betrekking tot hun kantoorinrichting te kunnen bekostigen.
Die dag was het er gezellig. Uit de handig weggewerkte luidsprekers schalde zacht de muziek die de manager huishouden bij de leeftijd van de bewoners vond horen, al was het zelfs voor de ouders van de bewoners al als “antiek” bestempelt. Tja Vera Lynn klonk leuk, Glenn Miller aardig, maar als je met The Stones, The Beatles en Woodstock was opgegroeid dan paste het niet zo goed bij je smaak van de aanwezigen.
Aan de damestafel lagen de Rummikub steentjes al in de houdertjes, maar was de enige activiteit het luidkeels allemaal tegelijk praten, soms afgewisseld met een slokje, keurig met de pink omhoog, uit de kopjes van hotelporselein.
Aan de herentafel zaten drie mannen te wachten op de bestelde koffie, die bij aankomst schielijk werd aangevuld uit de zakflacon van een van de mannen met een drank die rijk aan alcohol, verboden in het reglement, was.
Toen de automatische deur openschoof verscheen er een rollator voortgeduwd door een andere wat oudere man die zich vastberaden maar moeizaam in de richting van de mannentafel bewoog.
“Heee, was je er ook nog? Kom erbij. Je ziet er wel stoer uit achter die Mercedes! Jezus toch!”
De man keek hun richting op met guitige ogen.
“Nee, dát is mijn zoon, ik ben het zelf. En nou donder op van mijn plekkie.”
“We hebben al taart voor je besteld, daar praat je iedere dag over.”
“Dat was mijn schoonmoeder, de duivel hebbe haar ziel.”
De toon voor de middag was weer gezet. Langzaam kreeg de alcohol in de koffie, ondanks jarenlange training, ook wat greep op de groep, wat bleek uit de lachsalvo’s die met enige regelmaat uit de groep opstegen.
De deur ging open en als door een magneet aangetrokken keek iedereen wie of wat er binnen kwam. Het bleek een jonge vrouw te zijn, gekleed in een kort jurkje met een panterprint en een opvallend grote bril op haar door blonde lokken omzoomde gelaat.
Het was even stil aan de mannentafel, zelfs Jhony, die nooit om een opmerking verlegen zat viel stil. De stilte werd doorbroken door Kees, cinefiel.
"Of all the gin joints in all the towns in all the world, she walks into mine"
“Nou die is niks voor jou man, die kun je niet aan met jouw zwakke hart”
Adrie, zelfbenoemd taalpurist met daar eigen regels voor, zuchtte diep.
“Ze geeft ‘op hoge poten binnenkomen' wel een totaal nieuwe en diepere betekenis zo!”
“Ik vraag me af uit welke dierentuin die is ontsnapt.”
“Maar ze is wel diep van inzicht vind ik”
“Maar toch heeft ze de stof niet onder de knie!
Kees, aka Kiske, die thuis een hele verzameling van “De Tribune” had liggen keek boos.
“Mannen, deze opmerkingen kunnen niet meer in deze tijd.”
“Nou in mijn tijd wel. Dus bindt even in man. In de loopgraven ga je ook niet lopen te schreeuwen dat je niet tegen onrecht kunt. Geniet ervan man, zoveel tijd heb je niet meer!”
“Als ze niks aan werk kan vinden, kan ze altijd nog gaan lassen, met die bril.” Brak Adrie de spanning.
Ze lachten en vulden de koffie weer aan de zak flacon.
Aan de damestafel vroeg Dahlia, een snobistische, hooghartige vrouw.
“Waar zullen die mannen het nu weer hebben?”
“Och het zal wel voetbal zijn, dat is het enige waar ze het over hebben!
Heb je trouwens die slet die net binnen kwam gezien?..”