Verhalen uit een ouderenverzamelgebouw

De bevolking van het appartementengebouw, zoals flats in deze tijd, waar ook de keuze van woorden onderhevig is aan de woke-hype, genoemd worden, dat met name bestemd is voor vijfenvijftigplussers, als het kan met een gebrekje, is moeilijk een afspiegeling van de maatschappij te noemen. Vrouwen zijn in de meerderheid, veel alleenstaand, vaak weduwe, de minderheid nog met een partner en zo nu en dan een alleenstaande man.
De mannen zijn er, net als de vrouwen overigens, in diverse maten en soorten.

De timmerman, die vaak even een al wat oud lijkende hond, van huis uit zwart en wit die weinig aan bewassing is onderworpen, zodat zijn witte plekken sterk zijn vergoord, even kort uitlaat, ver lopen gaat voor beiden per slot wat minder.
Het lijkt dat het diertje hij vrolijk met zijn dunne staart kwispelt, maar dat is een misverstand. Het is meer een tremor, zoals zware drinkers hebben. Hij kijkt er dan ook, over zijn schouder, soms zorgelijk naar om, wellicht vrezend dat hij het nog eens verliest.

De oud agent van politie, tenminste zo beweert hij, maar eigenlijk slechts BOA, type bromsnor, die het maar niet kan nalaten iedereen te wijzen op de regels zoals hij ze interpreteert of ter plekke verzint. Hij vertelt graag over zijn daden als agent, die vaker herhaald worden dan oude televisieprogramma’s tijdens de zomer, aangedikt met zijn kwalen waar makkelijk een medische encyclopedie mee gevuld kunnen worden. De meeste bewoners hebben er een sport van gemaakt hem te ontwijken, maar ja, de BOA zit er in en hij weet vaak juist daar op te duiken waar je hem niet verwacht.

De klager, moeilijk te been, sukkelt een beetje rond, probeert wat gesprekken aan te gaan, maar eigenlijk wil niemand met hem praten. Als je hem aankijkt glimlacht hij en kijkt hij of hij liever was gaan vissen, maar geen hengel heeft of er, zoals Frank van Putten, voor is behandeld.

De man op de hoek. Eigenlijk een soort kat van Schrödinger, het is niet zeker of hij leeft of dood is. Kortom een zieke, oude man die altijd voor zijn raam zat en kijkt op een manier of hij zich verontschuldigt voor zijn aanwezigheid op aarde, omdat iedere gebeurtenis in de straat er een is. En iemand die passeert was voor hem een gebeurtenis. Op een dag was het appartement leeg, hij was, zo gaat het verhaal, toen toch echt dood gegaan en gebleven.

Ze kennen elkaar, soms bij naam, die ze dan ook weer vergeten. Enze maken, als ze elkaar tegenkomen een praatje. Zo ook vandaag.

Een ogenschijnlijk door de mot aangetaste man van voor in de zeventig, blijkbaar een nieuwe bewoner of een toevallig passant wankelt meer dan dat hij loopt voor het gebouw.
“Wat zie je eruit man, ben je soms niet lekker?”
“Gisteren een feestje gehad denk ik, een kater als een koningstijger van hier tot Tokyo”
“Zal ik een blikkie bruiswater voor je halen? Dat helpt bij mij ook”
“Nee man, alleen van het geluid als dat opentrekt ga ik al over de nek! Maar heb je misschien een sigaret voor me?”
“Nee, ik rook niet”
“Dan zal er wel weer een van mezelf moeten nemen. Kost een vermogen tegenwoordig.”
“Ja, ze draaien je ballen af met al die prijzen vandaag de dag”
“Och, laat ze maar draaien, ook dat maakt bij mij ook niks meer uit, dat werkt toch al jaren niet meer”
“Prettige dag verder!”
“Ja, jij ook!”

Even verder klinkt muziek, Barbra Streisand kreunt “The Way we Where”.



Schrijf als eerde een reactie

© 2022-2026 Ad de Beer. Overnemen en/of publiceren alleen na schriftelijke toestemming en onder vermelding van de bron.